Kòòlwarremoes, Sop en andere gerechten

op het eiland Wieringen


tekst: Henk Braad - foto: Historische vereniging Wieringen


Op de foto: Inzouten van ansjovis op de havenkade in Den Oever op 4 juni 1931



Het aanbod van producten in een supermarkt is overweldigend. Duizenden artikelen worden aangeboden en eigenlijk weten we niet beter dan dat dit zo hoort. We staan er nooit bij stil hoe onze voorouders dagelijks bezig waren om “brood op de plank” te hebben. Van alle gezinsleden werd een bijdrage verwacht en vaak was er geen geld om de benodigde ingrediënten te kopen. Akkerbouw en veeteelt waren de basis van de dagelijkse voeding. Graan was er voor mens en dier en het vee gaf melk voor diverse gerechten. Voor de eerste kaasfabriekjes op Wieringen kwamen werd er voor eigen gebruik kaas gemaakt. De vele schapen op het eiland produceerden melk waarvan ook kaas werd gemaakt. 


Schapenkeuteltje

Berucht op Wieringen is het verhaal van het schapenkeuteltje dat gebruikt werd bij het bereiden van de schapenkaas. De boerin ging, wanneer de wrongel bijna klaar was, naar het land met een schoon kaasdoekje om een paar keuteltjes van een schaap op te vangen waarna ze het doekje boven de kaaswrongel uitkneep. Het groene vocht dat eruit kwam bepaalde de groenige kleur en de pittige smaak van de schapenkaas. In november werd een varken geslacht waarvan letterlijk alles werd gebruikt. Elk gezin had kippen waarvan de overtollige eieren werden verkocht. De haantjes die in het voorjaar uit het ei kropen werden, als ze groot genoeg waren, geslacht. Tijdens de vogeltrek was een gevangen eend of gans een welkome aanvulling. Groente groeide ‘s zomers in diverse tuintjes en voor in de winter werd het voedsel geconserveerd door het te zouten, te drogen, te roken en in weckflessen op te slaan. Voor de aardappel op tafel kwam waren meelkost en peulvruchten een belangrijk bestanddeel van het dagelijkse voedsel. 


Kòòlwarremoes

Een oude kost is kòòlwarremoes (koolwarmoes) dat bestaat uit water, een schouderstukje van het varken, gezouten varkensvlees, witte kool, melk, gort en tarwebloem of boekweitmeel. Met Kerstmis werd sop gegeten, gekookt van skòòtjes (acht sneden in melk geweekt wittebrood, aan elkaar gebakken, op de grond van de oven). Een veel gegeten meelkost was sakmeel (Jan in de zak, gekookt in een linnen zak en gegeten met stroop of suiker en boter) en boekweit (grutjes). 


Tule

Met de kermis werden tule (kleine wittebroodjes van tarwemeel met boter) gegeten. Bij de koffie at men heerkoeke (kleine broodjes op de open haard gebakken). Slierkoek werd gebakken in lange smalle repen aan elkaar. Is ze gaar, dan is ze kloaiig (kleverig). Dit laatste werd niet erg gevonden vooral niet as je teugen de wangd òpfliege van de honger. Een stik is een snee brood en een stik mit beskuut roggebrood met beschuit. Franksjes of frankies waren kleine witte broodjes en grofkes kleine bruine broodjes. 


Waslijnen 

Ook de Waddenzee was een belangrijke leverancier van eetbare waar. Bot, schol, schar, ansjovis, paling, schaal- en schelpdieren en later in de zomer lamsoor en zeekraal. Aan de waslijnen bij diverse vissers hing skar (schar) te drogen. Het eten van gedroogde schar werd als een delicatesse beschouwd. Van de twee visafslagen die het eiland rijk was is de afslag in de haven van De Haukes opgeheven en alleen de visafslag in Den Oever in stand gebleven.